broekrok

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

broekrok
korte broekrok
Uitspraak
Woordafbreking
  • broek·rok
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord broekrok broekrokken
verkleinwoord broekrokje broekrokjes

Zelfstandig naamwoord

broekrok m

  1. (kleding) broek voor een vrouw die veel lijkt op een rokje
    • Na twee jaar zijn de culottes, ook wel broekrok genoemd, nog steeds geen succès fou in Nederland. Wie ze niet aandurft in de stad, zou de driekwart, zeer wijde broek toch in overweging moeten nemen voor op de camping. Zeker modellen met een elastiek in de taille zijn supercomfortabel. Je kunt er mee zitten en hurken, en als het gras drassig is blijven de pijpen droog.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 2 juli 2016 Milou van Rossum
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be