brobbel
Uiterlijk
- brob·bel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brobbel | brobbels |
verkleinwoord | brobbeltje | brobbeltjes |
de brobbel m
- gasbel die zich uit een vloeistof aan het oppervlak vertoont
- Wachten, wachten. Het brandt me in, ik wil gaan. Maar het kan niet. Ik móet wachten. Sneek draaien we kapot en dan is het gaan. Eerst om de eerste boei. De brobbels in de buik willen niet verdwijnen. Het is een machtig gezicht, de hele vloot achter je maar ik geniet niet. De oostenwind is te wisselvallig. [2]
- ⧖ Hij probeert te denken, op zijn gemak, het een gedacht aan het ander te knoopen als een gevolg, achtereen, maar iederen keer wordt het in zijn kop allemaal hobbel de sobbel dooreen gerammeld, overhoop, alle gedachten te gelijk, het een boven 't ander, lijk een hutsepot die te koken staat en bij iederen brobbel iets anders doet naar boven komen van onder uit den ketel. [3]
- Het woord 'brobbel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brobbel" herkend door:
11 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Meulen, T. van derHollands Dagboek: Teake van der Meulen (5 augustus 1995) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-11-29
- ↑ Claes, E.Kobeke. 7e druk (1937) Wereldbibliotheek, Amsterdam; p. 223; geraadpleegd 2019-11-29
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Klanknabootsing in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 11 %
- Prevalentie Vlaanderen 22 %