broadcast
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud |
---|---|
broadcast | broadcasts |
broadcast
- (media) uitzending (m.n. op radio of televisie)
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to broadcast |
he/she/it | broadcasts |
verleden tijd | broadcast |
voltooid deelwoord |
broadcast |
onvoltooid deelwoord |
broadcasting |
gebiedende wijs | broadcast |
broadcast
- overgankelijk, (media) uitzenden
- «The show was broadcast on Friday.»
- De show werd op vrijdag uitgezonden.
- «The show was broadcast on Friday.»