brandweerofficier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • brand·weer·of·fi·cier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brandweerofficier brandweerofficiers
brandweerofficieren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de brandweerofficierm

  1. (beroep) leidinggevende bij de brandweer
     Er is wat regen gevallen en de temperaturen zijn gedaald. Brandweerofficier Chad Morrisson zegt dat hij heel gelukkig is en spreekt van prima weer voor de brandweer. Volgens hem moet de brandweer de komende drie à vier dagen in staat zijn een aantal branden te blussen.[1]
     Strikker vertelde ook dat uit een interview met een brandweerofficier was gebleken dat op de dag van de explosies een brandweerman een deur had geopend van een lood [sic!] op het terrein. Onderzoek moet uitwijzen of deze handeling heeft bijgedragen aan de ramp.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Wanhoop over Canadese branden maakt plaats voor hoop” (8 mei 2016), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 december 2022 Weblink bron “Nieuw onderzoek naar vuurwerkramp” (5 mei 2010), NOS