Naar inhoud springen

braking

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 27 dec 2018 om 11:30 (→‎top: niet-GB nieuwe stijl met AWB)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bra·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord braking brakingen
verkleinwoord brakinkje brakinkjes

Zelfstandig naamwoord

braking [1]

  1. het braken
Hyponiemen

Gangbaarheid

45 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Engels

Werkwoord

braking

  1. onvoltooid deelwoord van brake

Zelfstandig naamwoord

braking

  1. gerundium van brake