braamt af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • braamt af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afbramen

braamt (…) af

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbramen
    • Jij braamt af. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbramen
    • Hij braamt af. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van afbramen
    • Braamt af! 

Gangbaarheid