afbramen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·bra·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afbramen
braamde af
afgebraamd
zwak -d volledig
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

afbramen [1]

  1. (techniek), overgankelijk ontdoen van bramen (scherpe randen)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
59 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen