bouwkost

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·kost
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwkost (bouwkosten) *
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bouwkostm

  1. (bouwkunde) bedrag aan geld dat nodig is voor het maken van een constructie
     Van de Bouwunie, de vereniging van bouwondernemers, kregen we een simulatie van de bouwkost van een doorsnee woning, die volledig aan de nieuwe energie- en milieunormen voldoet.[1]
Synoniemen
Opmerkingen
  • Dit is Belgisch-Nederlands, maar ook in België geen standaardtaal. [2] [3]
  • Het meervoud "bouwkosten" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het meervoud van "bouwkost".

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 oktober 2022 Weblink bron
    Jan De Wulf & Stefan Grommen
    “Zoveel betaalt u vandaag voor een nieuwbouwwoning” (24 feb 2018) op vrt.be
  2. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, kost
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 oktober 2022 Weblink bron
    Ruud Hendrickx
    “Advocatenkost” (8 juni 2000) op vrttaal.net