bouwkavel
Uiterlijk
- bouw·ka·vel
- samenstelling van bouw ww en kavel zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwkavel | bouwkavels |
verkleinwoord | bouwkaveltje | bouwkaveltjes |
de bouwkavel m
- (juridisch) stuk grond waarop een gebouw mag staan
- Iemand kan dan in zijn eentje een huis bouwen, maar omdat het vooral hier erg duur is om één woning op één bouwkavel te bouwen, is het ook mogelijk met een groep een appartementencomplex te bouwen. [1]
- Het woord bouwkavel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bouwkavel" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Zantingh, P.De Hells Angels hebben hun clubterrein na veertig jaar ‘op gemoedelijke wijze’ verlaten (30 januari 2012) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2017-10-10
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Juridisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 90 %