boskoekoek
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boskoekoek (hulp, bestand)
- (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
- bos·koe·koek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bos zn en koekoek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boskoekoek | boskoekoeken |
verkleinwoord | boskoekoekje | boskoekoekjes |
Zelfstandig naamwoord
de boskoekoek m
- (koekoeksvogels) Cuculus optatus een koekoeksoort die parasiteert op zangvogels in een groot gebied dat reikt van Rusland tot Japan. 's Winters trekken deze vogels naar het zuiden van Azië en verblijven in de Indische Archipel en Australië
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'boskoekoek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.