bombarderen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Inhoud
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bombarderen (hulp, bestand)
- IPA: /bɔmbɑr'derə(n)/
Woordafbreking
- bom·bar·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘met bommen beschieten’ voor het eerst aangetroffen in 1515 [1]
- Van het Franse bombarder met het achtervoegsel -eren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bombarderen |
bombardeerde |
gebombardeerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bombarderen
- overgankelijk bommen of andere projectielen afvuren op iets of iemand
- Het derdewereldland werd gebombardeerd vanwege terroristische dreiging.
- ~tot: plotseling iemand een functie geven
- Hij bombaardeerde zijn vrouw tot voorzitter van de partij.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. bommen of andere projectielen afvuren op iets of iemand
Gangbaarheid
- Het woord bombarderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bombarderen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %