blindeman

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

blindeman
Uitspraak
Woordafbreking
  • blin·de·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blindeman blindemannen
verkleinwoord blindemannetje blindemannetjes

Zelfstandig naamwoord

blindeman m [1]

  1. iemand die niet kan zien of doordat hij blind is of omdat hij geblinddoekt is
    • Op het verzamelpunt vertellen de Wildemannen over het genot van dromen. De bedoeling is dat we ons overgeven en wegzinken in een droomtoestand, maar het blindemannetje spelen zit dat scenario in de weg. Zelfs als we gaan liggen: koud zeil, harde grond. De bevrijding komt als stevige beats de ruimte vullen en we mogen dansen, nog steeds geblinddoekt. Maar dat is persoonlijk: dansen is prettiger dan moeten dromen. [2] 
    • PvdA-Kamerlid Mariëtte Hamer noemde Azmani 'een blindeman' omdat hij desondanks met een initiatiefwet wil komen. Ook CDA'er Pieter Heerma toonde zich 'een beetje verrast'. [3] 
    • Het personage Osewoudt is de personificatie van deze trieste reddeloosheid. Hij handelt als een blindeman, die -zonder het zelf te weten- gedreven wordt door infantiele driften. Door de oorlog kan Osewoudt eindelijk zijn diepste complexen waarheid maken. Maar zijn pogingen tot zelfverwerkelijking lopen na een spoor van verwoesting uit op zelfvernietiging. Zelf noemt Osewoudt zijn handelen logica. Hermans schetst hier een dieptragische antropologie, van een mens die zichzelf totaal verkeerd beoordeelt. [4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen