bisschopsmijter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bis·schops·mij·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bisschopsmijter bisschopsmijters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bisschopsmijterm

  1. (religie) (kleding) ceremonieel hoofddeksel van een bisschop
     "Toen ik werd gebeld dat ik snel moest komen, vreesde ik dat we een probleem hadden", zegt directeur Christopher Woodward. "Maar toen ik hier kwam zag ik een gouden bisschopsmijter glinsteren in het donker."[2]
     Het wapen is vrijwel gelijk aan het wapen dat Franciscus had als bisschop en aartsbisschop. Wel zijn er pauselijke symbolen als een bisschopsmijter en een gouden en zilveren sleutel aan toegevoegd.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Bouwvakkers stuiten op graven aartsbisschoppen Canterbury” (Maandag 17 april 2017, 02:27), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 1 februari 2023 Weblink bron “Wapen paus Franciscus bekend” (Maandag 18 maart 2013, 16:40), NOS