bijvliegen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

kleine bijvlieg (Eristalis arbustorum)
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • bij·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bijvliegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bijvliegenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bijvlieg
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (tweevleugeligen) een geslacht Eristalis op Wikispecies van tweevleugeligen (Diptera op Wikispecies) uit de familie zweefvliegen (Syrphidae op Wikispecies). Het zijn robuuste vliegen waarvan er diverse algemeen voorkomen in Nederland en België. Daaronder de typesoort van het geslacht, Eristalis tenax, de blinde bij, die in grootte en vorm sterk lijkt op E. pertinax of kegelbijvlieg, maar een ander vliegseizoen heeft. Naast deze twee soorten komen ook E. horticola of bosbijvlieg, E. nemorum of puntbijvlieg en E. arbustorum of kleine bijvlieg zeer algemeen voor. Al deze vliegen vertonen meer of minder gelijkenis met de honingbij. Eristalis intricarius of hommelbijvlieg toont echter grote gelijkenis met verschillende soorten hommels
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)


Gangbaarheid

Meer informatie