biechteling
Uiterlijk
- Geluid: biechteling (hulp, bestand)
- biech·te·ling
- Naamwoord van handeling van biechten met het achtervoegsel -ling[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | biechteling | biechtelingen |
verkleinwoord |
de biechteling m
- (religie) iemand die zijn zonden belijdt bij een priester in de rooms-katholieke kerk
- Voor Kerstmis en Pasen is het een stuk drukker, maar op een gemiddelde dag druppelen er vijf à zes biechtelingen binnen. Schril contrast met de lange wachtrijen van weleer is dat wel. [2]
- Rooms-katholieken kunnen niet met een iPhone biechten. De priester en de biechteling moeten elkaar zien. Dat heeft de woordvoerder van het Vaticaan woensdag gezegd in reactie op de goedkeuring van een applicatie van de iPhone door de Amerikaanse bisschoppen. Je kunt op geen enkele manier spreken van biechten via een iPhone, zei hij. [3]
- Het woord biechteling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "biechteling" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Tom Tacken 12-01-17 Biecht lucht op: 'Ik kan daarna dansend verder'
- ↑ Het Parool 9 februari 2011 Vaticaan: geen biecht via iPhone
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be