beuzelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- beu·ze·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘onzin vertellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beuzelen |
beuzelde |
gebeuzeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
beuzelen
- inergatief zich druk maken om onbenullige zaken
- Hou op met beuzelen!
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- chicaneren, haarkloven, kwezelen, miesmuizen, muggenziften, pietlutten, mierenneuken, kommaneuken, vitten, zeuren, zemelen
Zelfstandig naamwoord
beuzelen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord beuzel
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord beuzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "beuzelen" herkend door:
57 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 57 %
- Prevalentie Vlaanderen 60 %