berger

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ber·ger
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van bergen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord berger bergers
verkleinwoord bergertje bergertjes

Zelfstandig naamwoord

de bergerm

  1. (beroep) (scheepvaart) iemand die gezonken schepen bergt

Gangbaarheid

84 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Noors

Woordafbreking
  • ber·ger
Naar frequentie 10425

Werkwoord

berger

  1. tegenwoordige tijd van berge


Nynorsk

Woordafbreking
  • ber·ger

Zelfstandig naamwoord

berger, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van berg