Naar inhoud springen

beetpakken

Uit WikiWoordenboek
  • beet·pak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
beetpakken
pakte beet
beetgepakt
zwak -t volledig

beetpakken

  1. overgankelijk grijpen en vasthouden
    • Hij pakte de dader beet en belde de politie. 
     'Mag ik ook even, Nikki?' Gijs duwt zijn dochter een stukje opzij en pakt me dan zo stevig beet dat ik van de grond kom.[1]
     Ook Gijs is de laatste jaren weggesijpeld uit mijn bestaan, alsof hij te vloeibaar was geworden om nog beet te kunnen pakken.[1]
99 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[2]
  1. 1 2
    Ronald Giphart e.a.
    “Een familie en een Griekse god” (2023), The House of Books, ISBN 9789044366471
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be