Naar inhoud springen

bedrijfseconomie

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 13 jun 2019 om 11:50 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)
  • be·drijfs·eco·no·mie
enkelvoud meervoud
naamwoord bedrijfseconomie bedrijfseconomieën
verkleinwoord

bedrijfseconomie v [1]

  1. de tak van de micro-economie die de economische gebeurtenissen in een bedrijf bestudeert
    • Onderneemster Dionne Abdoelhafiezkhan (31) heeft niet eens een heel nieuwe auto. Vijf jaar oud, „wel aan de sportieve kant”. En daardoor, zegt ze, wordt ze regelmatig aan de kant gezet voor een controle. Abdoelhafiezkhan heeft roots in Frankrijk, Suriname, Trinidad en Perzië, ze studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit en groeide op in Amsterdam. „Het voelt heel gek dat je in contact komt met de politie vanwege je uiterlijk. Je krijgt een tweederangsburger gevoel, terwijl ik ook gewoon geboren en getogen ben in Nederland.” [2] 
    • U koos voor de richting bedrijfseconomie. „Wat toen bijna niemand deed. Ik kreeg steeds meer belangstelling voor het bedrijfsleven, tegen de stroom in. Na mijn kandidaats werd ik student-assistent bij H.W. de Jong. Hij liet me onder andere onderzoek doen naar de baksteenindustrie, die toen in grote problemen verkeerde. Aan de ene kant had je de bedrijfjes met oude ovens waar zo nu en dan een steentje op het vuur werd gelegd, aan de andere kant de moderne bedrijven die geïnvesteerd hadden in moderne apparatuur en ten onder dreigden te gaan aan de kapitaallasten. Dat was jammer. De oplossing was dat je die oude bedrijven in ruil voor een premie liet beloven dat ze hun oventjes nooit meer zouden aansteken.”[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Milo van Bokkum Enzo van Steenbergen 1 juni 2016
  3. NRC Jannetje Koelewijn 24 oktober 2015