bazaar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ba·zaar
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Perzisch, in de betekenis van ‘marktplaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1572 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bazaar | bazaars |
verkleinwoord | bazaartje | bazaartjes |
Zelfstandig naamwoord
bazaar m
- een (vaak overdekte) markt
- Op een bazaar kun je vaak snel een indruk van een land krijgen.
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bazaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bazaar" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.