basiliek
![](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/8/80/St._C%C3%A4cilien_K%C3%B6ln_-_Blick_Richtung_Chor.jpg/220px-St._C%C3%A4cilien_K%C3%B6ln_-_Blick_Richtung_Chor.jpg)
![](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/6/6f/Troost3.jpg)
- ba·si·liek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘christelijke kerk’ voor het eerst aangetroffen in 1869 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | basiliek | basilieken |
verkleinwoord | basiliekje | basiliekjes |
basiliek v
- een ere-titel voor een Katholieke Kerk.
- In Almelo staat een basiliek.
- ▸ Ik keek. De gestrenge gevels met de arcades stuurden de blik met majesteitelijk gezag in de richting van de basiliek van San Marco, die met haar koepels en ronde vormen een bubbelend en bijna buitenaards contrast vormde met het wereldse machtsvertoon van het plein.[2]
- een rechthoekig meerschepige kerk
- De basiliek stamt af van de basilica uit de romeinse tijd.
- Het woord basiliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "basiliek" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "basiliek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers
, ISBN 978-90-295-2622-7, p. 26
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be