barracuda

Uit WikiWoordenboek
Een barracuda.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bar·ra·cu·da
Woordherkomst en -opbouw
  • van Spaans barracuda, in de betekenis van ‘beenvis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1984 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord barracuda barracuda's
verkleinwoord barracudaatje barracudaatjes

Zelfstandig naamwoord

de barracudam

  1. (straalvinnigen) benaming voor baarsachtige zeeroofvissen uit het geslacht Sphyraena op Wikispecies
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen