bachelor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ba·che·lor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bachelor bachelors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bachelorm

  1. academische titel, te behalen na drie tot vijf jaar hoger onderwijs
  2. iemand die de graad van bachelor heeft behaald
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bachelor m

  1. vrijgezel
  2. bachelor, een academische graad