attaca

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • at·ta·ca
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord attaca attaca's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de attacav / m

  1. (muziek) zonder pauze doorgaan met een nieuw deel van een muziekstuk
     Voor mij valt de symfonie in twee delen uiteen. Ik speel het tweede deel attaca: meteen dóór na het eerste deel omdat het tweede deel een volstrekte noodzakelijkheid is na het eerste deel.[1]
  2. (muziek) iemand die aangeeft wanneer men moet beginnen

Gangbaarheid

18 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 19 mei 2020 Weblink bron
    Kasper Jansen
    “Elk stuk heeft een natuurlijk tempo; Dirigent Claus Peter Flor over het dirigeren van Beethovens Vijfde” (17 maart 1995) op nrc.nl op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be