atoom

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • atoom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kleinste deeltje’ voor het eerst aangetroffen in 1826 [1]
  • met het voorvoegsel a- en met het achtervoegsel -toom [2]
  • uit het Grieks: a-tomos (a= niet en tomos= deel), dus: niet verder deelbaar
enkelvoud meervoud
naamwoord atoom atomen
verkleinwoord atoompje atoompjes

Zelfstandig naamwoord

atoom o [3]

  1. (natuurkunde), (scheikunde) (wiskunde) het kleinste deel van een element dat nog dezelfde eigenschappen van dat element bezit
    • Het waterstofatoom is het kleinste atoom dat er bestaat. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen