arbeidspotentieel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ar·beids·po·ten·ti·eel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van arbeid zn en potentieel zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidspotentieel | arbeidspotentiëlen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
arbeidspotentieel o
- (economie) de hoeveelheid arbeidskracht die aanwezig is in een land
- ▸ Ze maakten een derde van het arbeidspotentieel in de streek uit.[1]
- ▸ Om vacatures te vullen met de bestaande mensen die kunnen werken, moet ook worden gekeken naar het zogeheten onbenutte arbeidspotentieel: mensen die kunnen werken, maar dat (nog) niet doen. "Dat gaat om 1,1 miljoen mensen. Daar is veel te weinig in geïnvesteerd en daar plukken we nu de wrange vruchten van", stelt Wilthagen.[2]
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de hoeveelheid arbeidskracht die aanwezig is in een land
Gangbaarheid
- Het woord arbeidspotentieel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), , ISBN 9789045024875
- ↑
Weblink bron “Te weinig personeel voor te veel banen: zijn er oplossingen?” (03-07-2021), NOS