potentieel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·ten·ti·eel
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen potentieel potentiëler potentieelst
verbogen potentiële potentiëlere potentieelste
partitief potentieels potentiëlers -

Bijvoeglijk naamwoord

potentieel [1]

  1. mogelijk.
    • Een potentiële aanslag op de verkozen president vóór zijn inauguratie kan aanleiding geven tot constitutionele onduidelijkheden. 
Vertalingen
enkelvoud meervoud
naamwoord potentieel potentiëlen
verkleinwoord potentieeltje potentieeltjes

Zelfstandig naamwoord

het potentieelo

  1. een aanwezig vermogen dat nog op ontwikkeling wacht
    • Die regio heeft groot economisch potentieel. 
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen