apartheid
Uiterlijk
- apart·heid
- Leenwoord uit het Afrikaans, in de betekenis van ‘rassenscheiding’ voor het eerst aangetroffen in 1961 [1]
- afgeleid van apart met het achtervoegsel -heid [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | apartheid | apartheden |
verkleinwoord | - | - |
de apartheid v
- (politiek) de in Zuid-Afrika door de blanke overheid in het verleden opgelegde scheiding tussen de verschillende rassen
- De kleine apartheid was het bekendst en omvatte de raciale segregatie binnen woongemeenschappen.
- het apart zijn
- apartheid kan dus ook zijn: 'het heel bijzondere, het buitenissig mooie
- Het woord apartheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "apartheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "apartheid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ apartheid op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be