antropomorfiseren
Uiterlijk
- an·tro·po·mor·fi·se·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
antropomorfiseren |
antropomorfiseerde |
geantropomorfiseerd |
zwak -d | volledig |
antropomorfiseren
- overgankelijk een dier of object als mens behandelen of menselijke eigenschappen toedichten
- En bovendien ergert men zich aan het antropomorfiseren van niet-menselijke wezens door het gebruik van bovengenoemde werkwoorden. [1]
- We antropomorfiseren ook als we dingen niet begrijpen. “We schrijven dan menselijke karaktertrekken aan die dingen toe, want dat is wel bekend terrein.” [2]
- De hele natuur verdient ons respect, maar niet door haar te antropomorfiseren. Dat helpt niet. [3]
1.
- Het woord 'antropomorfiseren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Donkers, J.Door deze roman ga je anders naar de natuur kijken; NRC, 16 augustus 2018
- ↑ mrraPraat jij tegen je huisdieren? Dan ben je intelligent; Gazet van Antwerpen, 7 april 2017
- ↑ Jelle ReumerDe mens is een dier, maar dieren zijn geen mensen; Trouw, 10 juni 2017