Naar inhoud springen

alias

Uit WikiWoordenboek
  • ali·as
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bijwoord: ook wel genaamd’ voor het eerst aangetroffen in 1391 [1]
  • uit het Latijn [2]

alias

  1. anders gezegd, ook wel genaamd
    • Meneer Jansen, alias "Snacker", kwam gisteren voor de zoveelste keer de snackbar binnen. 
enkelvoud meervoud
naamwoord alias aliassen
verkleinwoord

de aliasm

  1. een bijnaam
    • Hij kreeg een grappige alias van zijn vrienden. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


  • ali·as
  • Leenwoord uit het Latijn

alias

  1. alias


  • IPA: /ˈeɪliəs/

alias

  1. alias
enkelvoud meervoud
alias aliases

alias

  1. alias


alias

  1. alias
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  alias     l'alias     aliass     les alias  

alias m

  1. alias


  • a·lias
  • Leenwoord uit het Latijn

alias

  1. alias


alias

  1. alias
enkelvoud meervoud
alias aliases

alias m

  1. alias


  • IPA: /alɪjas/, /alɪjaːs/
  • Leenwoord uit het Latijn

alias

  1. alias