alert
Uiterlijk
- alert
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijdehand’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1751 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | alert | alerter | alertst |
verbogen | alerte | alertere | alertste |
partitief | alerts | alerters | - |
alert
- oplettend, snel reagerend
- De alerte arts zag direct dat het niet goed ging met de patiënt.
- ▸ Over het algemeen was hij iets feller en alerter dan Dennis, die meestal de kat uit de boom keek.[2]
1. oplettend
- Het woord alert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "alert" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "alert" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
alert
alert
alert
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 5
- Bijvoeglijk naamwoord in het Duits
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 5
- Bijvoeglijk naamwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels