afwassop

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

afwassop in de linker afwasbak
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·was·sop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afwassop
verkleinwoord afwassopje

Zelfstandig naamwoord

het afwassopo

  1. warm water met afwasmiddel waarmee men de vuile vaat schoonmaakt
     Barbara pelt bollen, Erik doet het huishouden bij een vrouw die niet goed kan lopen, Anneke haalt torenhoge stapels borden door het afwassop. Alledrie horen ze bij het grote leger scholieren en studenten met een vakantiebaantje.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 november 2021 Weblink bron “Vakantiebaantjes: ‘Je rent je rot’” (1984), DBNL