afvorderen
Uiterlijk
- Geluid: afvorderen (hulp, bestand)
- af·vor·de·ren
- samenstelling van af bw en vorderen ww
afvorderen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afvorderen |
vorderde af |
afgevorderd |
zwak -d | volledig |
- iets eisen van iemand
- eisen dat iemand wat doet
- Het woord 'afvorderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.