claimen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • clai·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
claimen
claimde
geclaimd
zwak -d volledig

Werkwoord

claimen

  1. overgankelijk iets opeisen, aanspraak maken op iets
    • In 1979 claimde Sony de naam 'Walkman'. 
    • Na de verkiezingen claimden beide partijen de belangrijke ministerspost. 
  2. overgankelijk beweren
    • De fabrikant claimt een toename van het vermogen van bijna 10 procent. 
    • Het land claimt dat het uranium op grote schaal kan verrijken. 
     Er was natuurlijk ook niks aan de hand, want zij deden de trail gewoon op hun eigen manier. En wat was er nou mis met een beetje liften? Niks, maar het zat me toch dwars dat deze mensen na afloop claimden dat ze de PCT hadden gelopen, terwijl ze in werkelijkheid meer dan 20 procent hadden overgeslagen.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be