afbetalingstermijn

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·be·ta·lings·ter·mijn
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afbetalingstermijn afbetalingstermijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afbetalingstermijnm

  1. de tijd die men heeft om (een deel van) een schuld af te lossen
    • "Het is goed als deze toekomstige studenten wél weten wat het betekent om te lenen en dat ze zich ook bewust worden van de bijkomende rente en de afbetalingstermijn. Nu is de rente bijvoorbeeld laag, maar die kan tegen de tijd dat je afstudeert een stuk hoger zijn."[2] 
    • Toch zou Annemarie Koops van het Nibud studenten niet aanraden om een grote som geld te lenen. "Het is een langlopende verplichting en er kan door de jaren heen veel veranderen. Zo kan de rente in het afbetalingstermijn bijvoorbeeld flink oplopen."[3] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen