adressering

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  adressering    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌadrɛˈserɪŋ / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• adres·se·ring

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van adresseren met het achtervoegsel -ing

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	adressering	adresseringen
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de adressering v

1. het adresseren
2. wijze waarop een poststuk enz. geadresseerd is
3. (informatica) wijze van adresseren van een geheugenplaats in een computer

Afgeleide begrippen

• adresseringsysteem
• [3] indirecte adressering, absolute adressering, directe adressering, relatieve adressering

Gangbaarheid

• Het woord adressering staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.