admitir
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
admitir |
admitía |
admitido |
volledig |
Werkwoord
admitir
Woordafbreking
- ad·mi·tir
- overgankelijk
- (~ en) toelaten in/bij/tot
- toegeven, toestaan, aanvaarden
- tolereren, dulden
- «no admite dilación»
- het duldt geen uitstel
- «no admite dilación»