actor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Engels ?? met het achtervoegsel -or
enkelvoud meervoud
naamwoord actor actoren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de actorm

  1. handelende persoon of instantie
  2. (beroep) aanklager
Hyponiemen

Gangbaarheid

63 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·tor
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleend aan het Latijnse zelfstandige naamwoord actor, dat van het Latijnse werkwoord agere komt.
Naar frequentie 2413
enkelvoud meervoud
actor actors

Zelfstandig naamwoord

actor

  1. acteur
  2. komediant
  3. speler
  4. (toneel) toneelspeler


Spaans

enkelvoud meervoud
actor actores

Zelfstandig naamwoord

actor m

  1. acteur
  2. (toneel) toneelspeler
  3. (juridisch) aanklager, eiser