abonnee

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • abon·nee
Woordherkomst en -opbouw
  • van het Frans [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord abonnee abonnees
verkleinwoord abonneetje abonneetjes

Zelfstandig naamwoord

abonnee v/m

  1. iemand die op iets geabonneerd is
    • Word nu abonnee en krijg de eerst maand gratis! 
    • Deze krant heeft meer dan 50.000 abonnees 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen