abdicatie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ab·di·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘troonsafstand’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
- Naamwoord van handeling van abdiceren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | abdicatie | abdicaties |
verkleinwoord | abdicatietje | abdicatietjes |
Zelfstandig naamwoord
abdicatie v
- troonsafstand
- De abdicatie van Koningin Juliana.
- het al dan niet vrijwillig afstand doen van iets
- De abdicatie van de rechtsstaat.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord abdicatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "abdicatie" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
71 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "abdicatie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ abdicatie op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be