aanwezige
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·we·zi·ge
Woordherkomst en -opbouw
Bijvoeglijk naamwoord
aanwezige
- verbogen vorm van de stellende trap van aanwezig
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanwezige | aanwezigen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die iets bijwoont
- Er waren slechts een handvol aanwezigen.
- Onder de aanwezigen was ook de koningin.
- ▸ Achter hen stonden Max en Dennis met grote ogen te kijken naar de achterkant van een klein fototoestel dat Sander vasthield. Alsof het zo was afgesproken, stapte Denise de kamer binnen op het moment dat zij alle aanwezigen kort had bekeken.[1]
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord aanwezige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanwezige" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Suzanne Vermeer
“All-inclusive”
(2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 4 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %