aanvalswerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalswerk aanvalswerken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanvalswerko

  1. (militair) bouwwerken die men nodig heeft voor het uitvoeren van een aanval
  2. het uitvoeren van een aanval
     SCHC gaf zich niet gewonnen en werd beloond voor het vele aanvalswerk door Ginella Zerbo, die zeven minuten voor tijd gelijkmaakte (2-2). Ook in de slotfase bleef de thuisploeg aandringen, maar shoot-outs moesten de beslissing brengen.[2]
     De Britse zender geeft Chelsea een compliment voor de vechtlust, maar zag ook dat het in het begin helemaal fout ging bij de Londenaren. "Chelsea zag er naïef en kwetsbaar uit op dit niveau. Ze werden opengereten door het behendige aanvalswerk van Ajax, dat toesloeg met afstandsschoten."[3]
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “SCHC knokt zich na shoots-outs langs Amsterdam en bereikt finale play-offs” (15 mei 2022, 15:16), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Media over 4-4 van Ajax: 'Totale voetbalgekte in Londen op memorabele avond'” (6 november 2019, 07:40), NOS