aanvalsvak

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·vals·vak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanvalsvak aanvalsvakken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanvalsvako

  1. (sport) helft van het korfbalveld waar de korf staat waar men moet proberen een baal door te spelen
     TOP maakte in die beginfase meer indruk, speelde onbevangen en stond steeds aan de goede kant van de score. Tot 8-8 ging het gelijk, maar bij TOP kwam ook het tweede aanvalsvak daarna op stoom.[1]
     Na twee kwarten leidde de formatie van bondscoach Wim Scholtmeijer al met 12-5 en na de pauze werd de marge zorgvuldig uitgebouwd. Dat was ook niet zo heel moeilijk, want de leeggespeelde Turken waren na rust amper in het aanvalsvak te vinden.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Korfballers PKC winnen zaalfinale” (11 april 2015, 20:37), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2024 Weblink bron “Korfballers naar halve finales EK” (25 oktober 2016, 22:22), NOS