aanvalshelft
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·vals·helft
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanvalshelft | aanvalshelften |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) het halve speelveld dat het dichtste bij het doel van de tegenstand ligt
- ▸ In de 67e minuut was het alsnog raak. Slordig Turks balverlies op aanvalshelft deed de bal bij Hojlund belanden. De Deen stoomde door naar het doel van Galatasaray en maakt er op fraaie wijze 2-1 van.[1]
Gangbaarheid
- Het woord aanvalshelft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Zorgen Ten Hag nemen toe; Manchester United verliest ook thuis van Galatasaray” (3 oktober, 23:04), NOS