Naar inhoud springen

aanhebben

Uit WikiWoordenboek
  • aan·heb·ben
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanhebben
had aan
aangehad
onregelmatig volledig

aanhebben

  1. absoluut een kledingstuk of sierraad dragen
    • Ze had haar bikini aan. 
85 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be