aaneengesloten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·een·ge·slo·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aaneensluiten…
verbogen vorm: aaneengeslotene

aaneengesloten

  1. voltooid deelwoord van aaneensluiten
Vertalingen

Bijvoeglijk naamwoord

stellend
onverbogen aaneengesloten
verbogen
partitief aaneengeslotens
  1. zonder tussenruimte
    • Wij hadden drie aaneengesloten weken vakantie. 
     De camper en de bestuurderscabine vormen een aaneengesloten geheel en dat moet dus letterlijk van voor tot achter (op een onderstel) nieuw worden geconstrueerd.[1]

Bijwoord

  1. zonder stoppen; zonder pauze
     Ze kon zich niet herinneren ooit zo lang aaneengesloten te hebben gesproken.[2]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 23 september 2022 Weblink bron “Op zoek naar de ideale camper? Uit deze soorten kun je kiezen” (11-05-2021), Tubantia
  2. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2