aanbodverhouding

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·bod·ver·hou·ding
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanbodverhouding aanbodverhoudingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aanbodverhoudingv

  1. (economie) wat de verkoper kan bieden t.o.v. wat de vrager wil kopen in een marktrelatie
    • Voorzitter van de raad van bestuur van DSM, ir. S.D. de Bree, stelde vanochtend dat er in het eerste kwartaal een positieve ontwikkeling is waargenomen in de markten voor kunststoffen, nadat de prijzen in het laatste kwartaal van het vorig jaar tot een zeer laag niveau waren gedaald. “De huidige hogere prijzen zijn een betere weerspiegeling van de gezonde vraag en aanbodverhouding”.[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. NRC 2 mei 1996