Tokioër
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- To·kio·er
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Tokioër | Tokioërs |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de Tokioër m
Verwante begrippen
Demoniemen bij Tokio in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Tokioër • inwoonster: Tokiose • bijvoeglijk: Tokioos |
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'Tokioër' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.