grootbek: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
→‎top: prevalentie-informatie met AWB
Regel 1: Regel 1:


{{=nld=}}
{{=nld=}}

{{-pron-}}
{{-pron-}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
Regel 18: Regel 17:
{{-preval-}}
{{-preval-}}
{{niet-GB}}
{{niet-GB}}
{{crr13|N=58|V=62}}


{{refs}}
{{refs}}

Versie van 14 dec 2019 23:31


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • groot·bek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootbek grootbekken
verkleinwoord grootbekje grootbekjes

Zelfstandig naamwoord

grootbek m [2]

  1. (pejoratief) iemand die luidruchtig van zich laat horen, iemand met een grote mond
  2. iemand die speeksel uitademt bij het spreken; iemand die spreekt met consumptie
  3. Sjabloon:vogels vogel met een grote snavel; toekan
  4. soort vis

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[3]


Verwijzingen