imperatief: verschil tussen versies

Uit WikiWoordenboek
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele website
Caudex Rax (overleg | bijdragen)
Versie 3981648 van 2A02:A03F:5488:5800:2459:4D50:E5FB:B36C (overleg) ongedaan gemaakt
Label: Ongedaan maken
Regel 1: Regel 1:
{{=nld=}}

{{-pron-}}
*{{sound}}: {{audio|nl-{{pn}}.ogg|{{pn}}|nld}}
<!--*{{WikiW|IPA}}: {{IPA|/xxxx/|nld}}-->
{{-syll-}}
*im·pe·ra·tief
{{-etym-}}
* Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gebiedende wijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1576 {{sijs}}
{{-nlnoun-|{{pn}}|[[imperatieven]]||}}
{{-noun-|nld}}
'''{{pn}}''' {{m}}
#de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden
{{-syn-}}
*[[gebiedende wijs]]
{{-trans-}}
{{trans-top|1. de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden}}
{{trans-top|1. de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden}}
*{{eng}}: {{trad|en|imperative}}
*{{eng}}: {{trad|en|imperative}}

Versie van 22 okt 2019 19:08

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·pe·ra·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gebiedende wijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1576 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord imperatief imperatieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

imperatief m

  1. de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden
Synoniemen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen imperatief imperatiever imperatiefst
verbogen imperatieve imperatievere imperatiefste
partitief imperatiefs imperatievers -

Bijvoeglijk naamwoord

  1. gebiedend

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen